Forum Theorie onderzoekt het forum van wetenschap en onderzoek, en poogt te bepalen waar verbeteringen mogelijk zijn. Het huidige forum functioneert minder goed, door zowel scheidslijnen tussen universiteiten en instituten als hiërarchie bij posities. Een nieuwe suggestie is dat wetenschappers en onderzoekers in ieder land een eigen representatieve nationale vergadering (Assembly) vormen, met bijvoorbeeld 99 zetels en jaarlijkse verkiezing van 33 daarvan. Naast beter functioneren en toezicht op de kwaliteit van onderzoek en advies zou deze nationale assemblies kunnen bevorderen dat maatschappelijke misstanden gedocumenteerd en besproken worden welke nu tussen wal en schip vallen of wellicht zelfs bewust genegeerd. Als voorbeeld is er het wereldwijd falen omtrent milieu en wereldbevolking sinds 1970. Laten we leren van het verleden en niet dezelfde fouten maken.

Forum Theorie is ontwikkeld door A.D. de Groot (1914-2006). Zijn boek Methodologie uit 1961 is een hoofdwerk, maar bij nader inzien vond hij dit boek ideaaltypisch, en in 1971 en 2003 richtte hij zich op de vraag hoe het wetenschappelijk forum in de praktijk gestalte krijgt en functioneert, en bevorderd kan worden. Adri Smaling legt terecht nadruk op dialoog en empathie maar wanneer er beslissingen genomen moeten worden zullen denkelijk alleen formeel vastlegbare criteria kunnen gelden. Mijn diagnose anno 2020 is dat wetenschap en onderzoek zich te weinig weerbaar hebben getoond tegen de interne verleidingen van de ivoren toren en de externe druk van commercie en politiek, alsook de tegenwoordige media. Beter functioneren van het forum vereist een betere organisatie dan er nu is. Een Academie van wetenschappen, zoals in Nederland de KNAW, kent hiërarchie en per saldo ook uitsluiting en machteloos maken van gewone onderzoekers. De scheidslijnen tussen universiteiten en kennisinstituten werken als kloven. Voor ieder land kunnen we een representatieve nationale vergadering denken, hier Assembly genoemd, van bijvoorbeeld 99 zetels met jaarlijkse verkiezingen voor 33 zetels, die kan zorgen dat het forum meer greep krijgt op de eigen toekomst, met de gewenste inbedding in het gehele forum van onderzoekers en wetenschappers. De Assembly (vergadering) kan gemakkelijk in het leven worden geroepen, met vestiging als stichting en werving van stemgerechtigde leden. Deze nationale assemblies vormen vervolgens een wereldwijd netwerk.

Het belang van deze gedachte blijkt uit het huidig voortwoekeren van problemen die in deze andere opstelling echter aangepakt kunnen gaan worden. Het kernvoorbeeld is het wereldwijd en gigantisch falen omtrent milieu en wereldbevolking sinds 1970. Het is nuttig om hieronder ook enkele andere kwesties aan te stippen.

Een ruwe indeling is dat ingenieurs naar techniek kijken en economen naar organisatie. Als econometrist of “economisch ingenieur” lijken de volgende stellingen me relevant voor het gesprek over het milieu:

  1. De aanpak van Tinbergen & Hueting 1969-2019 omtrent “economische groei” en het milieu-duurzaam nationaal inkomen (mDNI) is voor econometristen een no-brainer, en het mDNI verdient jaarlijkse berekening.
  2. Werkloosheid is geen vrijbrief om ongeacht het milieu werk te scheppen, want er is risico t.a.v. de ecologische bestaansvoorwaarden, en dit vergt juist werk om milieuschade tegen te gaan.
  3. De patstelling tussen enerzijds UNFCCC omtrent het klimaat en anderzijds demografen en family planners omtrent de groei van de wereldbevolking valt te doorbreken.
  4. De kwestie van bovengenoemde Assembly: er bestaat een betere democratische bestuurlijke structuur die goed voor de wereld uitpakt, zowel t.a.v. de voorgaande punten maar ook meer in het algemeen.

De eerste twee stellingen worden aannemelijk gemaakt in het boek van Hueting & De Boer (2019) (open access). Voor de aannemelijkheid van de andere twee stellingen zie mijn boek “Forum Theory & A National Assembly of Science and Learning” (FT & NASL) (open access) 2020. Bij goed gekozen definities verandert aannemelijkheid in waarheid per definitie. Of definities empirisch van toepassing zijn is aan het oordeel van ieder op zich, en wanneer het collectief relevant is aan het wetenschappelijk forum. Het functioneren van dit forum is derhalve van groot belang, niet alleen nationaal maar internationaal.

Wereldwijd falen t.a.v. milieu en wereldbevolking sinds 1970

Een terugblik op 50 jaar milieucrisis sinds 1970 stemt droef. Er is beperkte vooruitgang, zoals de beperking van de bevolkingsgroei in China en Europa en het tegengaan van loodbenzine en verzuring. Per saldo is er grote achteruitgang, via de toename van de wereldbevolking, de vervuiling door de productie, de uitstoot van broeikasgassen en het uitsterven van soorten. Op deze wijze doorgaan is heilloos. Het is dringend noodzakelijk te overdenken hoe de mensheid in deze situatie terecht is kunnen komen. In 1970 was er al overbevolking met 3,7 miljard mensen en nu zijn er rond 7,7 miljard mensen. Hoe is het mogelijk dat verstandige mensen zulke kwesties zo uit de hand laten lopen ? “Tinbergen huilt in zijn graf,” zei Sylvia Borren in januari 2020, maar dat is practisch onmogelijk en op zijn minst onvolledig. Beter is het om in herinnering te roepen dat Tinbergen heeft besproken hoe zulke zaken op nette wijze aangepakt kunnen worden door na te denken over de “optimale orde”. Daar ligt de crux: namelijk dat hier in 1970-2020 onvoldoende aan gewerkt is. Tinbergen ging uit van een goed functionerende wetenschap in een samenleving met respect voor wetenschap. Over de periode 1970-2020 laat zich op dit vlak een cruciaal manco vaststellen. Het pijnpunt is dat wetenschappers zelf aan het manco en de chaos hebben bijgedragen.

Gesteld tegen dit falen in 1970-2020 zullen milieubeschermers wijzen naar beleidsmakers die het internationaal lieten afweten. Beleidsmakers zullen maar al te gemakkelijk verwijzen naar kiezers die nooit radicaal voor milieubescherming hebben gekozen. Mijn punt is anders. We kunnen juist ook een ernstig manco constateren in de wereld van wetenschap en onderzoek, en inderdaad ook in de wereld van milieubeschermers die alert op de rol van wetenschap en onderzoek hadden moeten zijn. Een terugblik over vijftig jaar zou juist ook moeten kijken naar wat er misgaat onder degenen die zorg aan het milieu hebben.

Het probleem van kritiek

Wetenschap vergt een onbevangen blik. Een hoofdtaak voor een wetenschapper is de eigen onbevangenheid te bewaken. Wetenschappers blijven echter mensen. Zij geven en krijgen kritiek. Bij het uiten van kritiek ontmoet de criticus het probleem dat kritiek weerstand kan ontmoeten. Kwesties zijn snel zo complex dat zij specialisatie vergen. Eenieder wil naar de inhoud kijken maar vrij snel ontstaan beperkingen van tijd en menskracht, waarna reputatie een rol gaat spelen. In de exacte wetenschappen kan teruggegrepen worden op onderliggende wiskunde en empirisch experimenteren maar ook daar zijn onderwerpen vaak complexer. In de geesteswetenschappen kan een oordeel zeer afhangen van de zienswijzen der betrokken wetenschappers, en bestaat er denkelijk geen mogelijkheid om terug te vallen op onderliggende formules laat staan experimenteren.

In alle wetenschappen en onderzoeken kunnen controverses ontstaan waarbij ook de vraag kan ontstaan of iemand zich nog wel aan de regels van het spel houdt. Zelfs een integer wetenschapper kan toch nog met een bepaalde vooringenomenheid aan een visie vasthouden, die met meer tijd en geduld en studie en herstel van onbevangenheid heus wel verlaten had kunnen worden, maar waarbij die gunstige voorwaarden ontbreken. Twee punten zijn hier dan van belang:

  1. Het is dringend nodig het functioneren van het wetenschappelijk forum te verbeteren op het punt van het omgaan met kritiek. In geen enkel land is er momenteel een lichaam dat zich bewust toont dat hier een cruciale taak ligt. Academies zoals de KNAW zijn verzamelplaatsen van vooringenomenheid, zie FT & NASL. Hier ligt dan een kerntaak voor genoemde Assembly. Het algemene principe is dat middelen worden vrijgemaakt zodat kwesties niet langer op grond van reputatie blijven voortslepen maar op grond van inhoud en op correcte wetenschappelijke wijze kunnen worden aangepakt.
  2. Waar in dit artikel kritiek wordt gegeven is dit niet op personen maar op de zaak gericht. De empirische studie van het maatschappelijk falen in 1970-2020 ontkomt niet aan het kijken naar het functioneren van personen. Zo’n evaluatie maakt onderdeel uit van de zaak, namelijk het willen leren van 50 jaar onvoldoende functioneren van het wetenschappelijk forum. Bij de recentelijke onderzoeksjournalistiek over het optreden van Frits Böttcher lijkt bijvoorbeeld niet voldaan te zijn aan integraliteit waarbij ook gekeken wordt naaar de zwakke plekken in het functioneren van het wetenschappelijk forum zelf.

Vijftig jaar Tinbergen & Hueting 1969-2019

Er bestaat een bepaalde aanpak in de milieu-economie door Jan Tinbergen (1903-1994, Nobelprijs economie 1969) en Roefie Hueting (UNEP Global 500 Award 1994). De Tinbergen & Hueting aanpak 1969-2019 kent zowel vooruitgang als tegenslag. Mijn concept-boek “The Tinbergen & Hueting Approach in the Economics of National Accounts and Ecological Survival” (THAENAES) (open access) kijkt naar de acceptatie van deze aanpak bij de kennisinstellingen en aan universiteiten. De boekbespreking in het blad Milieu door Frans Oosterhuis van het boek van Hueting & De Boer (2019) doet het boek geen recht.

Tinbergen was sinds 1930 betrokken bij de (inter-) nationale ontwikkeling van het stelsel van nationale rekeningen. Toen Hueting in 1968 publiceerde dat het milieu hierin verkeerd werd behandeld, herkende Jan Tinbergen dit onmiddellijk – ongetwijfeld alert op natuur en milieu mede door zijn broer Niko. Tinbergen adviseerde het CBS om Hueting aan te stellen om de gewenste correctie te plegen. Hueting’s proefschrift uit 1974 toonde dat het milieu door de toegenomen schaarste onderdeel van het economisch kenobject was geworden, en derhalve bij de nationale rekeningen niet meer verwaarloosd kon worden. Bij de Engelse vertaling in 1980 onderschreef Tinbergen dit in het voorwoord. In 1986 ontwikkelde Hueting het concept van de “verticale vraagcurve”, waarin eerder bekende “limits to growth” (Meadows 1972) werden ingebed in de economische behandeling van schaarste, vraag en aanbod, en dus ook weer de nationale rekeningen. De Wereldbank verzocht Tinbergen en Hueting om een gezamenlijke bijdrage als hoofdstuk in een boek ten behoeve van de Earth Summit in Rio 1992. Dit artikel uit 1991 is uitdrukking van Tinbergen’s steun voor de correctie van het standaard nationaal inkomen (NI) via de methode van Hueting 1986 met het milieu-duurzaam nationaal inkomen (mDNI). Het belangrijkste resultaat is de afstand tot milieu-duurzaamheid eΔ = NI – mDN. Het cijfer voor het NI of GDP blijft natuurlijk bruikbaar voor andere toepassingen.

In de economische doelen voor het regeringsbeleid werd in 1992 voor “duurzame ontwikkeling” gekozen. Dit liet vaag wat die duurzaamheid dan wel inhield. Rond 1995 besloten Hans Wijers en Margreeth de Boer dat het milieu-duurzaam nationaal inkomen (mDNI) en de afstand eΔ = NI – mDNI doorrekening verdienden. De kosten voor doorrekening vergen slechts vijf mensjaren per waarnemingsjaar, want het basismateriaal wordt al verzameld voor andere toepassingen in het beleid. Een team van VU IVM onder leiding van Harmen Verbruggen presenteerden in 2000 hun resultaat voor het basisjaar 1990 (VUdare, website Hueting). Minister Laurens Jan Brinkhorst en staatssecretaris Pieter van Geel stelden in 2004 gelden bij het RIVM beschikbaar voor vijfjaarlijkse doorrekening. Dit is gebeurd tot en met 2008 voor het waarnemingsjaar 2005. Op nog onopgehelderde wijze is de berekening daarna stopgezet. Kamervragen bleven uit. CBS, RIVM en PBL gaven auteur dezes hierover geen informatie. Het is bizar dat zo’n belangrijke indicator niet uitgerekend wordt. In 2019 werd Hueting 90 jaar. In het boek Hueting & De Boer (2019) evalueren zij nog eens fris wat mDNI en met name de afstand eΔ = NI – mDNI betekenen. De standaarden voor milieuduurzaamheid geven ook schaduwprijzen per sector, en wegens de integratie in een model zouden deze schaduwprijzen beter kunnen zijn dan welke momenteel gebruikt worden. Het CBS nodigde de oud-medewerkers in 2019 uit voor een interne lezing die goed werd bezocht, en stelde een video van de lezing voor extern gebruik beschikaar (website Hueting).

Het boek van Hueting & De Boer (2019) nodigt onderzoekers uit rustig te gaan lezen en onbevangen over de analyse na te denken. Voor studenten is het boek een fundamentele bron doordat Hueting de kern van zijn proefschrift uit 1974 herhaalt, namelijk dat de nieuwe schaarste van het milieu betekent dat het onder het economisch kenobject valt. Het “Centraal Economisch Plan” van het CPB zou derhalve ook over het milieu moeten gaan. Wat CBS en CPB “economische groei” noemen betreft slechts de groei van de productie en houdt onvoldoende rekening met het economisch aspect van het milieu, en moet derhalve ook gewoon “productiegroei” genoemd worden. Voor het PBL zou eΔ = NI – mDNI een belangrijke doelvariabele mogen zijn. Voor beleidsmakers geeft het boek het proof of concept dat eΔ = NI – mDNI een onmisbare indicator is voor de monitoring van het beleid, naast andere relevante indicatoren zoals inflatie, werkloosheid en de groei van de productie (NI).

Het CBS presenteert tegenwoordig de CBS Monitor Brede Welvaart (MBW), jaarlijks op de Derde Donderdag van Mei. Het CBS gaat hierbij echter niet in op de kritiek vanuit de aanpak van Tinbergen & Hueting. Het is misleidend wanneer het CBS het doet voorkomen alsof de MBW een antwoord zou zijn op die kritiek vanuit de aanpak van Tinbergen & Hueting.

  • De MBW geeft een “dashboard” aan losse indicatoren, zoals CO2-uitstoot en -ppm of de Sustainable Development Goals (SDGs), maar geeft dus niet de noodzakelijke integratie van de relevante informatie omtrent het milieu. De afstand eΔ zou niet slechts eenmaal per jaar maar steeds tegelijk met de groei van de productie (GDP) gepubliceerd moeten worden, waar het regeringsbeleid zich juist op milieuduurzaamheid richt.
  • De MBW doet ook een poging “welvaart” of zelfs “geluk” in kaart te brengen, maar dit is een verkeerde context om naar het milieu te kijken. Het is de spanning tussen productie en milieu die relevant is, en het is vreemd om te suggereren dat ecologische ineenstorting (voor kindskinderen) kan worden gecompenseerd met bijvoorbeeld meer vrije tijd of happy-go-lucky gedrag (nu).
  • In een brief aan Hueting meldde de DG CBS dat men het mDNI graag in de MBW opneemt wanneer er nieuwe uitkomsten beschikbaar zijn. Het CBS zwijgt dan echter over de eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat die doorrekening ook daadwerkelijk gebeurt. Het CBS gaat daarbij ook niet in op kritiek, gespecificeerd naar voorval, dat CBS-medewerkers het mDNI verkeerd hebben voorgesteld.

Onderscheid is te maken tussen wetenschappers en onderzoekers die onbevangen van de inhoud van een analyse kennis moeten kunnen nemen, en daar in vrijheid over moeten kunnen spreken waarbij ook misverstanden kunnen worden weggenomen, en de bestuurlijke kant van zulk onderzoek, waarvoor eisen van goed bestuur bestaan. Goed bestuur van onderzoek vergt ook het waarborgen van die onbevangenheid bij onderzoekers. Hueting ontwikkelde zijn “verticale vraagcurve” reeds in 1986, met een presentatie op een UNEP – Wereldbank workshop. De aanpak is voor econometristen een no-brainer, zolang men maar de tijd neemt om er zorgvuldig naar te kijken. Een complicatie is dat onderzoekers daar mogelijk niet de tijd voor nemen, of, lastiger, vooronderstellingen hebben die tot vooringenomenheid en slecht lezen leiden, waardoor niet langer van de gewenste onbevangenheid sprake is. Bestuurders van kennisinstellingen, die merken dat onderzoekers meningsverschillen hebben die sterk uiteen gaan lopen, met herhaling van zetten, hebben de taak, niet als arbiter op te treden, maar als facilitator, om de onderzoekers aan de normen en conventies van het wetenschappelijk forum te herinneren. Mijn boek THAENAES onderzoekt de gang van zaken rond de acceptatie van de aanpak van Tinbergen en Hueting, en toont dat er nog veel mis is. Doorgaan op de huidige weg is heilloos. Creatie van genoemde nationale vergadering van wetenschap is de geëigende weg tot verbetering van het functioneren van het wetenschappelijk forum.

Adri Smaling, 2008, “Dialoog en empathie in de methodologie”, https://repository.uvh.nl
Adriaan D. de Groot en Henk Visser, 2003, “Het forumwaarmerk van wetenschap”, KNAW
Alexander Beunder, Bas van Beek, Merel de Buck en Jilles Mast, 2020, ”Hoe Frits Böttcher met steun van tientallen bedrijven de basis legde voor de klimaatscepsis in Nederland”, Volkskrant, 22 februari
Frank van Zijl, 2020, “Sylvia Borren over het klimaat: ‘Tinbergen huilt in zijn graf’”, Volkskrant 23 januari
Frans H. van Eemeren en R. Grootendorst, 1977, “Argumentatie en rationaliteit”, Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek, Jaargang 7 (1977-1978), p277-306,
Frans Oosterhuis, 2019, “Doorbreek hegemonie welvaartskompas”, boekbesprekingen, Tijdschrift Milieu, November, no 6, p28-29
Gerard Böttcher, 2020, “Mijn vader Frits Böttcher was geen klimaatscepticus”, Volkskrant, 24 februari,
Jan Tinbergen en Roefie Hueting, 1991, “GNP and Market Prices: Wrong Signals for Sustainable Economic Success that Mask Environmental Destruction”. In R. Goodland, H. Daly, S. El Serafy and B. von Droste zu Hulshoff (eds), “Environmentally Sustainable Economic Development: Building on Brundtland”, Ch 4: 51-57, United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, Paris. Ook beschikbaar op http://www.sni-hueting.info en in Hueting & De Boer (2019)
Laurens Jan Brinkhorst en Pieter van Geel, 2004, “Kamerbrief 29200-XI-125”, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29200-XI-125.html
Roefie Hueting en Bart de Boer, 2019, “National Accounts and environmentally Sustainable National Income”, Eburon Academic Publishers, http://www.sni-hueting.info/
Thomas Colignatus, 2019, “Vijftig jaar Tinbergen en Hueting over milieu en economische groei”, opstel
Thomas Colignatus, 2020a, “Forum Theory & A National Assembly of Science and Learning”, mijnbestseller.nl
Thomas Colignatus, 2020b, “The Tinbergen & Hueting Approach in the Economics of National Accounts and Ecological Survival”, concept